Kijk, daar lopen ze.
Vier jaar en bijna twee.
Het meest pure, mooie dat je bedenken kan. Dat ik mij bedenken kan. Dat wat je innig liefhebt en ooit zo veilig in je buik droeg, nu onbeschermd in die gekke wereld zien rondbanjeren. Dat vertellen ze je niet. Dat bedenk je ook niet, voordat het zover is. Alsof je binnenstebuiten bent gekeerd, of iets hebt uitgespuugd dat deel was van jezelf en nu op zichzelf bestaat. Maar tegelijktijd is het nog steeds onlosmakelijk verbonden met jou. En dat loopt daar gewoon rond – onbezorgd! – en klimt en klautert en valt en staat op en bezeert zich en gaat verder en ontdekt en struikelt en gaat door. Zich onbewust van dat onzichtbare touw en die steen in jouw maag. Niet wetende dat dat rekken en strekken schuurt en wringt en pijn doet soms. Overweldigt. Maar ook verblijdt. Verrast. Grenzen verlegt.
Om nog niet te spreken van echte pijn, wanneer ze iets oplopen, ziek zijn of zich bezeren, worden gekwetst of… Want dan voel je dat he, dat die navelstreng er niet meer zit, maar die verbondenheid nog alom aanwezig is. Dat ze nog altijd deel zijn van jou en jij van hen. Dat alles onlosmakelijk verbonden is, al lijkt het allemaal zo individueel.
Maar het verbindt ook, binnen en buiten je gezin. Een constant aftasten en dagelijks avonturieren, in die grote wereld tussen al die kleine en grote mensen die ook binnenstebuiten zijn gekeerd.