Met de ramen open
en de wind
van buiten
ademend naar binnen
al het leven
vormgegeven
fijngeknepen
onbegrepen
Vervlogen in de harde greep
van menselijke maakbaarheid
falen van de tijd
en invloed van onwetendheid
Natuur, waar ben je nou?
Vijvers, kunstig, landschap doods
Leef je in de bloemen
daar geplant
zo klein, doch groots
besta je in de bomen
wiens wortel niemand storen mag
daar stoeptegels verheven zijn
in ’t leven van alledag
door de mens die zich meester waant
in een universum, groots
en de natuur een park geworden
menselijk ontwerp des doods
wat mis ik jou
in hart en nieren
Wat ervaar ik de intense armoe
van een mensheid die alle controle eist
eigenlijk niet wetend waartoe
Met de ramen open
en de wind
van buiten
ademend naar binnen
ontwaar ik het skelet
niets meer dan resten van beginnen
van zuiverheid en zuurstof
van ontembare natuur
in al haar pracht en praal
vol perspectief en zo secuur
met een rijkdom en een eenvoud
die alle antwoorden geeft
op vragen, geboren uit afgesneden zijn
van al wat werkelijk leeft
Moge je stromen, in mij en om mij heen
moge je bloeien tot ver in de lucht
met wortels, blakend van gezondheid
in een magnifieke vogelvlucht
Met de ramen open
en de wind
van buiten
ademend bestaan
leeft het leven
danst het fier
mag het ongeremd voortgaan